Walvisvaart
Rondlopend in Nes ontkom je niet aan de geschiedenis van de walvisvaart. Alleen al de commandeurswoningen en de Kakebien aan de Ballumerweg herinneren eraan. Ook veel straten danken hun naam aan de walvisvaart. Ongeveer 1650 tot 1800, dat is voor Ameland de Gouden Eeuw van de walvisvaart. Vanaf 1719 varen er ook Amelander brikken naar Spitsbergen. De schepen vertrokken in de periode maart-mei en bleven dan maanden van huis. Steeds meer eilanders kregen een baan in deze branche, steeds meer klommen ook op tot 'commandeur' of kapitein. Bij het stijgen van de welvaart lieten ze op Ameland de prachtige stenen commandeurswoningen bouwen. Eenvoudige schepen waren het, die brikken in de 18e eeuw. En werd er in het ijskoude water rond Spitsbergen of bij Groenland een walvis of potvis geschoten, dan ging een deel van de bemanning erop af in een sloep. Een keihard bestaan, waarbij vele eilanders omkwamen. Van een gevangen walvis werd bijna alles gebruikt en tot traan, (smeer)olie, lijm, afscheidingspaal, stoeptegel, luxe (keuken)artikel of zelfs schilderskwast verwerkt. 1777 werd een rampjaar voor Nes en heel Ameland. Veertien brikken vriezen vast bij Groenland en het ijs drukt de ene boot na de ander in elkaar en doet het zinken. Maar een handjevol van de tientallen bemanningsleden komt na een jaar overwinteren bij de Inuït thuis op Ameland. Het is het begin van het einde. Na 1800 is de Gouden Eeuw voorbij en richten de inwoners van Nes zich weer als vanouds op de landbouw. |
|
Veerdiensten
De oudst bekende bron over een veerdienst naar Ameland stamt uit 1471 van een Duitse koopman uit Brugge, gevolgd door een bron uit 1528, waarin 'Barent' wordt benoemd tot veerschipper van 'Biltsyl na Amelant'. Sindsdien zijn er veel veerdiensten geweest, eerst vooral vanaf Ferwerd (daar lag immers het klooster). Bekend is het dat in het verleden de veerboten (met zeil of als motorschip) vaak droog vielen of vastliepen op een zandbank bij laag water. Dan moest er, als dat mogelijk was, hulp komen vanaf het eiland of van de wal. Met paard en wagen werden passagiers alsnog met droge voeten over gezet. Pas in 1612 volgt de eerste vermelding van een veer van Holwerd naar Ameland. Dit wordt de vaste veer na de aanleg van de Afsluitdijk. Hierdoor zijn andere vaargeulen, door andere stromingen in de Waddenzee, onbevaarbaar geworden. Nu is het rederij Wagenborg die de veerdienst onderhoudt met de veren Oerd en Sier. |
Reddingsboot Nes
In 1824 werd de Redding Maatschappij opgericht, met een Groenlandse Sloep, gestald in het huidige kantoor van makelaar Koudijs. Vanaf 1826 kwam daar een tweede boot bij Hollum bij. In 1844 verdronken de eerste van een heel aantal redders in zee. De helden van de reddingsmaatschappij worden ze genoemd, en met recht. Al zijn er die zachtjes fluisteren dat jutten soms meer prioriteit had voor de eilanders dan redden... Redden met een roeiboot was een zware en gevaarlijke bezigheid. Bij iedere reddingsactie was dan ook een groot deel van het dorp betrokken en vaak ook aan de kust aanwezig. Vanaf 1937 werken de Amelanders met een motorreddingsboot. Bij de tewaterlating van zo'n boot kwamen in 1979 acht paarden om (zie video). Nu werken de redders vanuit Nes met motorreddingsvlet 'Maria Hofker'. De KNRM afdeling Nes heeft veertien vrijwilligers. De motorvlet wordt, als toeristische attractie, een paar keer per jaar onder veel bekijks te water gelaten. |
|